Olifanten

Andere namen | slurfdieren |
---|---|
Wetenschappelijk | Proboscidea; Elephantidae |
Engels | elephants |
Verspreiding | Afrika; Zuidoost Azië |
Voedsel | plantaardig |
Leeftijd | gemiddeld 60 jaar |
Lengte | schouderhoogte max. 3 m (Afr. bos-olifant) tot max. 4,2 m (Afr. steppe-olifant) |
Gewicht | max. 3500 kg (Afr. bos-olifant) tot max. 12.000 kg (Afr. steppe-olifant) |
Aantal soorten | 3 |
Onderverdeling | 2 geslachten |
De Afrikaanse olifant is het grootste nog levende landdier: soms letterlijk een tien-tonner met een schouderhoogte van vier meter. De Aziatische olifant en de Afrikaanse bos-olifant zijn niet heel veel kleiner.
Deze soorten zijn de enige nog bestaande van een vroeger veel grotere diergroep, waarbij enkele soorten zaten die nog groter waren dan de huidige olifanten zoals de steppe-mammoet.
Het meest kenmerkende lichaamsdeel van olifanten is de slurf: een uitgroeiing van de neus en bovenlip. Ook de slagtanden van de Afrikaanse olifant en van de mannelijke Aziatische olifanten zijn indrukwekkend.
Als bron van het kostbare ivoor zijn deze tanden echter ook bijna de ondergang voor de olifanten geworden. Tegenwoordig is de internationale handel mede door de inzet van het Wereld Natuur Fonds verboden.